Het voorbije weekend was het tweede bezoekweekend in
de FAO dit jaar. Zaterdag kregen we de speleoclubs ’T Es Nauwe en
Spid-Ath over de vloer voor een bezoek aan het klassieke gedeelte van de grot. Stijn
nam de Vlamingen mee in de grot en ik de Walen. Het meest opmerkelijk in de
grot was de lage waterstand. Het water in het meer stond bijna een meter lager
dan normaal, met een intens gorgelend geluid van water in de stroomafwaartse
sifon. Nog nooit hebben we het waterpeil zo laag gezien. Voor de rest van de
namiddag had ik nog een kleine verrassing in petto: een bezoek aan een (normaal
gezien) afgesloten en mooi gedecoreerde grot, waar je als speleoloog normaal
gezien niet zomaar in mag rondsnuffelen. We namen rustig wat fotootjes in het
bekende gedeelte van de grot, en verkenden ook een nieuw gedeelte dat blijkbaar
vrij recent is ontdekt.
Op zondag stond de verdere verkenning van de
onderaardse Lomme in de Fosse aux Ours op het programma. Door de lage
waterstand was het het ideale moment om de rivier verder te onderzoeken en een
passage doorheen het blokkenstort amont te zoeken. Voor mij was het bovendien
de eerste keer dat ik de kans kreeg om de rivier te zien. Jammer genoeg kon ik
er amper van genieten. De dag voordien had ik het al lichtelijk gemerkt, maar
op zondag was het net alsof er een lek in mijn persoonlijke batterijen zat. Met
elke meter voelde ik zonder aanwijsbare reden de energie uit me weglekken. Zowel
het aantrekken van mijn veel te nauwe surfpak (zeg maar dwangbuis) als de
afdaling naar de rivier kostten me veel meer kracht dan ik gewoon ben. Een
vreemd en bijzonder onaangenaam gevoel.
Door de lage waterstand stond het waterpeil ook in de
onderaardse Lomme zowat een meter lager dan normaal. Toch was de rivier nog
altijd minstens een meter diep, met een krachtige stroming en met verplichte
zwempartijen in de diepste stukken. Dit stukje grot is werkelijk indrukwekkend.
Misschien valt deze passage nog het best te vergelijken met de onderaardse
rivier van Remouchamps, maar dan dieper en met meer stroming. Als niet-waterrat
was het voor mij dan ook een behoorlijke ervaring om hier in te plonzen. De
volgende keer neem ik zeker een kitzak met wat extra drijfmateriaal mee.
Stijn wilde van het bezoek graag gebruik maken om een
gat open te graven in de shunt tussen de SL1 en de SL2. Door de lage waterstand
was het absoluut geen sinecure om twee meter hoger naar de shunt te klimmen,
maar met wat acrobatie lukte het net. Het graafwerk leverde echter geen
resultaat op. Ook de verkenning van het blokkenstort leverde weinig nieuws op. Over
een breedte van vier meter komt het water doorheen de blokken gespoeld, die
zonder uitzondering tot werkelijke messen zijn geërodeerd. Een duidelijke
doorgang ontbreekt, ook al hoorde Stijn voorbij het verste punt in het
blokkenstort echter nog een stroomversnellinkje spoelen. Hier zijn we nog niet
doorheen, zoveel is duidelijk. Daarmee waren de laatste openstaande vragen aan
de riviergalerij beantwoord. Terwijl Stijn onderweg nog eens de nieuw ontdekte
Abîme toonde, keerden we weer terug. Voor mij zonder spijt, want zonder dat ik beneden
uit de naad had gewerkt, stond mijn energiemeter tegen de uitgang stevig in het
rood.
In het riviergedeelte moeten we zeker terugkeren voor
de topo, maar hoe het verder moet, weten we nog niet. We krijgen het gevoel dat
we in de Fosse aux Ours langzaam de grenzen van ons masochisme hebben bereikt. Voor
elk bezoek aan dit gedeelte moet je per persoon immers een kitzak meenemen met
een surfpak en een reserve-texair. Daar beneden vind je immers modder in
industriële hoeveelheden. Mocht je niet van texair veranderen, dan smeer je de
modder binnen de kortste keren tot buiten uit. In het doorgaan valt die kitzak
nog mee, maar op de terugweg is die door het water en de modder in gewicht
verdubbeld. Als er geen evidente weg gevonden wordt – en daar ziet het er
niet naar uit – dan moeten bovendien ook twee kitzakken met boormachine
en desob-materiaal mee naar beneden. En dan heb je als explorator de
verantwoordelijkheid om de boormachine droog te houden tussen de blokken en de voute
mouillantes, terwijl je texair bij elke verkeerde beweging in stukken wordt
gesneden. Neen, om in dergelijke omstandigheden te werken zullen we nog wat
motivatiepunten moeten bijwinnen.
Om af te sluiten vermelden we nog een opmerkelijke
waarneming. Op zondag vonden we op ongeveer 40 meter diepte verse
uitwerpselen, die er de dag voordien nog niet lagen. Het kan niet zijn dat we
er de zaterdag niet op gelet hadden, want de uitwerpselen lagen op een blok
waar je bij elk bezoek over moet glijden. We vermoeden dat dit het werk is van
steenmarters.
Kris
Hoefijzerneus in grot xyz |